Yves Vanden Auweele: ‘Waarom wel commotie over geld van politici en niet van voetballers?’
“Er is veel commotie over de hoge uittredingsvergoedingen van parlementsleden. Maar over de extreem hoge weddes en vergoedingen in de professionele voetbalsport is er geen verontwaardiging.” Waarom?, vraagt sportpsycholoog Yves Vanden Auweele zich af.
Plafonnering van de wedden van CEO’s en verontwaardiging over de ‘riante’ uittredingsvergoedingen van politici. Maar waar blijft de verontwaardiging over de hoge transfersommen en perverse makelaarspercentages die zelfs bankiers doen blozen in het professioneel voetbal? Waar blijft de verontwaardiging over spelerslonen die niet meer in verhouding staan tot de geleverde prestaties en over riante oprotpremies van trainers?
Roland Duchâtelet, eigenaar van verschillende voetbalclubs deelde vorige week in “De Afspraak” de terechte verontwaardiging over fraude en manipulatie van sportwedstrijden. Anderzijds kijkt hij verwonderd op als men verwijst naar de exuberante verloningen in het voetbal.
Het zijn dus niet de eigenaars en sportmanagers van de Pro Ligue die matiging en correctie plots prioritair zullen stellen. Wat is het probleem? Dat juist zij vertrouwd zijn met het commerciële systeem, er vaak hun carrière op gebouwd hebben of er de architect van waren. Ze zien hun rol als behoeders van het voortbestaan en goed functioneren van het huidige systeem.
Goede prestaties verzekeren prestige en daaraan gekoppeld een continue stroom van subsidies, sponsoring, winst. Hoe noodzakelijker of belangrijker de sponsoring, hoe aanlokkelijker de winstvooruitzichten. En des te meer ze geneigd zijn de mogelijke ethische bezwaren rond de herkomst van de gelden (gokindustrie, binnen- en buitenlandse suikerooms?) te vergoelijken.
De commercialisatie van de sport heeft voor zichzelf een bijna onbeheersbare dynamiek gecreëerd. Als men ze tracht te reguleren verplaatst het anonieme wereldje van de sportfinanciering gewoon naar schaduwzones (zwart geld), soms schaamteloos beroep doende op de autonomie van de sport. Blijkbaar is het zo dat de voordelen van de commercialisering en het onmiddellijk eigen gewin aan geld en macht, populariteit en waardering de sportieve reflexen verdoven. Niet enkel bij de managers, maar ook bij de sponsors, politici, spelers, trainers, en media.
Daarom worden ernstige saneringen ontmoedigd of tegengehouden. En blijkbaar zijn ook voor de sportconsumenten, die vooral komen voor entertainment, de grenzen van het aanvaardbare nog niet bereikt. De pro’s van het entertainment, het “wij”-gevoel en het meegenieten van het succes van de eigen club zijn blijkbaar zo groot dat ze blind maakt voor misbruiken. Men wil gewoonweg niet horen dat de held eigenlijk een oplichter is.
Dat een en ander nu nog niet duidelijk is, is moeilijk aan te nemen. De spelers hebben heus wel de hebzucht van de managers en hun trainers door. De supporters hebben al lang de intenties van de door geld geobsedeerde spelers doorprikt en van hun kant beseffen de trainers en managers maar al te goed dat spelers enkel nog gemotiveerd worden door geld.
Vanuit de sportsector moeten we dus geen daadkrachtige en geloofwaardige reactie verwachten. Correcties op overdrijvingen en misbruiken moeten blijkbaar altijd van buitenaf gebeuren. Denk maar aan het vroeger Bosman-arrest. En ook nu weer blijkt slechts het ontmaskeren van fraude en manipulatie van sportwedstrijden door het parket (een publiek geheim) iets in beweging te zetten.
Als de supporters er zich niets van aantrekken, als de media de supporters hierin volgen en als het voetbalmanagement voordeel heeft bij het status quo dan zal men blijven afwachten, stilzwijgend negeren en hopen dat de commotie overwaait.