Frans Ieven: ‘Verlies de oudere vrijwilligers niet uit het oog’
Vrijwilligerswerk is gezond. LEEF, het gezondheidsmagazine van de CM, publiceerde op 25 februari 2021 de resultaten van een onderzoek van de UCL en de CM naar het verband tussen vrijwilligerswerk en gezondheid. In België zetten meer dan een miljoen vrijwilligers zich in voor anderen. Dat betekent veel voor de samenleving, maar ook voor de vrijwilligers zelf. Want wat blijkt uit het onderzoek: vrijwilligers hebben meer zelfvertrouwen, hebben meer zin in het leven, gaan minder vaak naar een huisarts en nemen minder geneesmiddelen in. Hiermee wordt een hypothese door onderzoek bevestigd, namelijk dat vrijwilligerswerk bijdraagt tot het individueel welzijn. In een samenleving waarin de focus steeds meer komt te leven op gezondheid en geluk, kan dat wel tellen als tip.
Er zijn niettemin ook bezorgdheden. Tal van organisaties die met vrijwilligers werken, kampen met de vraag hoe ze best kunnen omgaan met oudere vrijwilligers. In socio-culturele verenigingen blijven bestuurs- en kernleden vaak verantwoordelijkheid dragen tot hoge leeftijd. En dat moet ook kunnen. Een leeftijdsgrens stellen is discriminerend. Dat bleek bijvoorbeeld toen in 2004 het Vlaams decreet op de kerkfabrieken een leeftijdsgrens stelde van 75 jaar voor leden van een kerkraad. Deze leden zijn ook vrijwilligers. De raad van state schrapte deze leeftijdsgrens wegens schending van het principe van niet-discriminatie.
Toch is er vaak een probleem: er stromen geen jongere vrijwilligers in. Onder meer omdat ze zich niet thuis voelen in een groep van mensen die één of enkele generaties ouder zijn en die een werking aanhouden die een jongere generatie niet meer aanspreekt. De oudere bestuursleden proberen de werking recht te houden, maar zien geen opvolging opdagen. Dat is schrijnend, vooral omdat ze door krampachtig voort te doen zelf mede oorzaak zijn van het uitblijven van verjonging en vernieuwing. Toch moeten ook oudere vrijwilligers blijven meetellen. De kunst is dan om tijdig een dialoog aan te gaan met vrijwilligers, en niet enkel met de oudere vrijwilligers.
Een dialoog die gaat over het eigen gevoelen bij het vrijwilligerswerk, over de toekomst van de vereniging, over het eigen functioneren en over de plaats die ze als oudere vrijwilliger nog kunnen hebben binnen de organisatie. In vele bedrijven en diensten zijn functioneringsgesprekken intussen ingeburgerd. In organisaties die steunen op vrijwilligers worden gesprekken over het functioneren van de medewerkers gemeden uit angst mensen te kwetsen. Een cultuur van open dialoog moet groeien en zal dan zeker zijn vruchten afwerpen.
Daarnaast zijn er de mensen die vele jaren zeer actief zijn geweest als vrijwilligers in een organisatie en die hun vrijwilligerswerk hebben stopgezet, vaak om gezondheidsredenen. Dikwijls vallen zij in het spreekwoordelijke “zwarte gat”. Een rijk sociaal leven wordt plots gereduceerd tot de weinige contacten buiten de eigen familiekring, als die er nog zijn. Het is belangrijk om met ex-vrijwilligers contact te houden. Zij hebben daar nood aan.
Zo ken ik uit eerste hand het verhaal van Annie, die in de tachtig jaar is en heel haar volwassen leven als vrijwilliger actief is geweest. Drie jaar geleden verhuisde ze om gezondheidsredenen naar een serviceflat. Daar kreeg ze bezoek van Christine, een kernlid van Samana. Ze kenden elkaar van vroeger. Sindsdien komen ze elke maand samen. Enkele andere bewoners van de serviceflats hebben zich erbij aangesloten. Daar heeft Annie veel aan: “We wonen alleen en zo zien we nog eens iemand en hebben we diepe gesprekken, bijvoorbeeld over zingeving.”
In deze week van de vrijwilliger doe ik daarom een oproep om ook aandacht te schenken aan oudere en ex-vrijwilligers. Organisaties kunnen daartoe een eenvoudig begeleidingstraject voorzien. Met oudere vrijwilligers kan afgesproken worden welke taken ze kunnen verrichten ter ondersteuning of aanvulling van het werk van jongere vrijwilligers. Met vrijwilligers die om leeftijds- of gezondheidsredenen hun inzet beëindigen kan overlegd worden welke vorm van voeling ze wensen te behouden met de organisatie. Zo draagt de organisatie bij aan het geluk van haar vrijwilligers.
Bron: Knack