Rik De Wulf: ‘Big brother op het werk’

Recente cijfers van de privacycommissie tonen een zichtbare toename van het aantal werkgevers dat gebruik maakt van camera’s voor ‘bewaking en toezicht op de arbeidsplaats’. Vorig jaar waren er 856 meldingen, zo staat in het jaarverslag: bijna driemaal zoveel als het jaar voordien. Komen we steeds meer terecht in een samenleving waarin de ene helft van de bevolking bezig is de andere helft te controleren? Hoe gunstig of bedreigend is deze ontwikkeling?

Dat is een ethische vraag, waarop we weinig antwoorden krijgen. Betrokkenen zijn terughoudend, want ze noemen het onderwerp delicaat. Een verwijzing naar de vigerende regelgeving sluit de discussie vaak af. Maar biedt die wetgeving soelaas? Niet helemaal. Zou méér wetgeving helpen? Op een aantal punten vermoedelijk wel, maar zoals steeds dekken regels en procedures nooit de hele lading aan vragen.

Respect voor privacy

Hoe raken we hier uit? We kunnen het vraagstuk op verschillende manieren benaderen. Als we ten eerste vertrekken van een moreel beginsel, is het respect voor privacy bijvoorbeeld een zeer hoog goed. Maar een principe absoluut en onvoorwaardelijk voorstellen, kan verregaande gevolgen hebben. Ten tweede kan je ook de keuze maken die het grootst mogelijk nut of voordeel oplevert voor het grootst aantal partijen. Maar over welk nut gaat het dan? En vooral: voor wie? En hoe bereken je dat nut? Een derde vertrekpunt kan het waardenperspectief zijn. Dan vragen we ons af welke waarden in het geding zijn? En wie ondervindt hiervan de effecten?

Meer veiligheid

Het verhogen van veiligheid is zonder meer een positieve waarde. Denk maar aan de fysieke veiligheid van personeel dat in contact staat met gevaarlijke machines. Of de emotionele veiligheid bij pestincidenten. Niet zelden zijn het camerabeelden die helpen om daders te ontmaskeren en erger te voorkomen. Maar het vraagstuk raakt ook een andere waarde: vertrouwen. Het ‘Big Brother’-gevoel duidt op een al of niet terechte beleving van persoonlijke controle.

Investeren in één waarde kan een andere waarde dus onder druk zetten. Meer controle leidt immers tot verminderd vertrouwen, tot demotivatie en tot daling van engagement. Daar is niemand – noch de werknemer, noch het bedrijf, noch de klant – bij gebaat. De oplossing ligt in een én-én-benadering. Uit dit waardenconflict kunnen we alvast één les trekken: wie wil investeren in camera’s in het kader van een veiligheidsbeleid, zal ook in vertrouwen moeten investeren.

Klare taal

Investeren in vertrouwen betekent in eerste instantie volstrekte eerlijkheid en openheid aan de dag leggen over de bedoelingen van de gemaakte keuze. Waartoe dienen de camera’s werkelijk? Wie niet oprecht is over zijn intenties creëert in zijn of haar organisatie een klimaat van onoprechtheid, misleiding en huichelarij. Zeggen waar het op staat in een duidelijk taal: daar komt het op aan.

Leidinggevenden bedienen zich wel eens van een namaak-eerlijkheid. Hun onoprechtheid is van een subtiele soort. Ze omzwachtelen de waarheid en bedienen zich van gefabriceerde verhalen. Mensen voelen dit aan en worden sceptisch of cynisch. Al gauw nemen ze het zelf niet meer zo nauw met de waarheid. En zo krijg je het effect dat je initieel probeerde te vermijden: de werknemers zijn niet te vertrouwen. Is dit dan het bewijs voor de werkgever dat camera’s toch nodig zijn? Zo ontstaat een neerwaartse spiraal.

Dat betekent niet dat er nooit goede redenen zijn om camera-infrastructuur aan te wenden, teneinde toezicht uit te oefenen op de arbeid van mensen. Dat is – naast veiligheid, bescherming van goederen en controle op het productieproces – een van de vier motieven die de CAO terzake voorziet. Dan is transparante communicatie hierover zeker een must.

Vrijmoedigheid op het werk

Al moet gezegd dat eenzijdige controle een twijfelachtige strategie is om de inzet van mensen te stimuleren, laat staan te verhogen. Een andere weg is werk maken van een cultuur van ‘candor’, van vrijmoedigheid. Dit is: de moed om te spreken. Een sfeer van samenwerking waarin mensen elkaar niet sparen noch ontlopen; waarin iedereen recht door zee is en elkaar open feedback geeft. Dit in een sfeer van respect en samenhorigheid. Er is maar één manier om deze cultuur op te bouwen: er aan de top mee beginnen. Ondernemers en managers die zichzelf laten aanspreken op hun aanpak, laten door hun eigen voorbeeldgedrag zien wat de waarde is van rechtstreekse communicatie. Er is geen krachtiger manier om mensen ertoe aan te zetten elkaar aan te spreken op onregelmatigheden, dan door als leider zelf ook die sfeer van kritische reflectie naar jezelf toe te laten.

In een klimaat van open samenwerking en vertrouwen, zullen camera’s dan wellicht minder nodig zijn als controlemiddel. Bovendien zullen ze, wanneer ze ingezet worden als technisch hulpmiddel bij het realiseren van een preventie- en veiligheidsbeleid, minder als inbreuk op de privacy worden aangevoeld. Dat kan er alleen maar toe bijdragen dat mensen zich veilig voelen op hun werk, zelfs met een waakzame camera in de buurt.

 

Bron: De Redactie

Laat een reactie achter