Mark Van de Voorde: ‘Parlement heeft de kans gemist om terug centrum van de macht te worden’
De linkse oppositiepartijen hebben de handreiking van de premier niet willen aanvaarden en besloten tot een motie van wantrouwen. En de premier stapte naar de koning. Het parlement heeft daarmee de kans gemist om terug centrum van de macht te worden.
Die kans bood de premier met het voorstel van een ‘coalitie van de welwillenden’ en gelegenheidsmeerderheden per thema. Dan zou het parlement de plek worden waar wetsvoorstellen het beleid bepalen. In plaats daarvan verkozen de partijen hun mandatarissen in een houdgreep te houden. Democratie verloor, particratie won.
‘Het wordt geen wandeling door het park’, zei men, nadat de N-VA uit de regering was gestapt. Regeren is nooit een wandeling door het park. Politiek is immers een zoektocht door de straten van de machtsverhoudingen en de steegjes van de procedures. Voor de (nieuwe) minderheidsregering kan het uiteindelijk slenteren worden, maar wandelen wordt het zeker niet. Het was alvast spitsroeden lopen in het parlement.
De houding van de Kamer was helaas voorspelbaar. Eerst smeekte meer dan twee derde van de Kamerleden de premier om naar Marrakech te gaan. Eenmaal thuis, krijgt de premier de meerderheid van de Kamerleden tegen zich, als hij hen om samenwerking smeekt. En zo bleef het. Geen ernstig debat tussen Kamerleden, enkel een ordewoord van partijtoppen waarrond wat gebazeld werd.
Politiek is altijd een beetje geven en nemen, maar met een minderheidskabinet is de verhouding tussen regering en parlement zo uit balans dat ook dat geven en nemen hun evenwicht niet vinden.
De weegschaal van de macht sloeg dus uit in het voordeel van het parlement. Daar hoort in een parlementaire democratie trouwens ook het centrum van de politieke macht te liggen, maar het ligt er al decennia niet meer. Ik had dus gehoopt dat de volksvertegenwoordigers hun kans zouden grijpen.
Het parlement greep helemaal niet die kans. Het werd daarentegen de voortzetting van de chronische ziekte waar onze parlementaire democratie al jaren aan lijdt, de particratie.
Niet de Kamerleden beslissen over wat ze doen in hun banken, maar hun partijtop beveelt wat ze moeten doen. Ik zou geen volksvertegenwoordiger willen zijn vandaag, want je mag niet het volk vertegenwoordigen, je moet de partij vertegenwoordigen. De stelling dat de partij zou weten wat het volk wil, komt uit een niet democratisch klinkend register, dacht ik.
Of je nu tot de meerderheid behoort of tot de minderheid, maakt niet uit. Veel te zeggen heb je niet. Je drukt op het knopje dat het partijbureau je heeft aangewezen. Een geweten hoef je ook niet te hebben. ‘Ik zal wel zeggen wat je moet denken’, is het onuitgesproken motto van sommige voorzitters.
Spreken mag je in de commissies, maar echt belangrijk is dat al bij al niet. Nadien deelt de partij toch de consignes uit voor de plenaire. In de plenaire zijn de debatten voorbehouden aan de fractievoorzitters of aan hen die zijn aangeduid. De andere Kamerleden zitten erbij en kijken ernaar.
Wetten maken hoeft het parlement nauwelijks nog, enkel stemmen. Slechts twee op tien wetten komen voort uit wetsvoorstellen (ingediend door Kamerleden), acht op tien uit wetsontwerpen (ingediend door de regering). En van die wetsvoorstellen zijn de meeste nog ‘verborgen wetsontwerpen’ (voorstellen die de meerderheid/regering door parlementairen laat indienen, maar die in de kabinetten zijn voorbereid).
Zo werkt een echte parlementaire democratie evenwel niet (goed). Dit is geen power of the people for the people by the people meer. Er is geen scheiding der machten meer, als de uitvoerende macht (regering) de wetgevende macht (parlement) in een houdgreep houdt en vice versa.
Met een minderheidsregering had het parlement de kans om zich opnieuw te profileren als centrum van de macht. Maar de Kamerleden hebben helemaal niet die kans gegrepen, ze gaven de in hun schoot geworpen macht door aan hun partijen. Het parlement schoof opnieuw de democratie onder de particratie. Zo greep het parlement niet zijn kans om weer centrum te worden van de macht en de volkswil.
Centrum van de macht worden kon het parlement, als de partijen hadden besloten om uit het carcan van oppositie te stappen en hun Kamerleden de komende vijf maanden soms vrij hadden gelaten om zonder partijtucht coalities te zoeken per thema en zo te wegen op de macht.
Niet dat ze daardoor hun ideologie of politieke beginselen aan de kapstok zouden hangen. Het zijn vaak de partijbureaus die de ideologie aan de kapstok hangen en hun politieke beginselen in de kast stoppen, als het ze zo beter uitkomt.
Een gemiste kans voor de parlementaire democratie. Maar met een regering van lopende zaken kan men het alsnog proberen.
Bron: Knack.be