Patricia Adriaens: ‘Bewuster omgang met voedsel’
Thuis restjes invriezen, enkel hetgeen je zal eten van buffetten nemen en je bord uit eten: simpele gedragsveranderingen die een wereld van verschil maken, maar vreselijk moeilijk blijken
Enorme uitdagingen
De voedingsindustrie staat voor enorme uitdagingen. Voedsel wordt elk jaar duurder: tussen oktober 2010 en januari 2011 stegen de voedselprijzen met 15 procent. Daarnaast stijgt het aantal ‘te voeden mondjes’ op de wereld ook nog continu: elke dag komen er 160.000 mensen extra bij op de planeet. 60 miljoen mondjes meer op jaarbasis om precies te zijn.
Om die te vullen, moet de totale hoeveelheid voedsel tegen 2050 met 70 procent stijgen. Dat er nu al niet genoeg is, blijkt eveneens uit de naakte cijfers: elk jaar sterven 40 miljoen mensen aan ondervoeding. Toch slagen we er nog altijd in om een derde van onze voedselproductie simpelweg weg te gooien.
Dit ligt deels aan de producenten, die 3 à 5 procent van de grondstoffen weggooien in hun strenge selectieproces voor de verwerking. ‘Imperfecte’ grondstoffen minder snel en vaak afschrijven zou al een deel van het probleem oplossen. Tenminste als de kwaliteitseisen misschien iets minder rigide worden: grondstoffen of eindproducten met afwijkingen worden niet getolereerd, ook al zijn ze compleet niet schadelijk voor de gebruiker.
Consument eist altijd meer
Maar ook de consument gaat niet vrijuit. Die wordt steeds veeleisender, alles moet snel gaan en slaat daarom bijvoorbeeld steeds meer koelverse levensmiddelen met een erg korte houdsbaarheidsdatum in. En wat doen producten met een korte houdbaarheidsdatum? Snel vervallen, natuurlijk.
Deze ‘koelverse’ middelen zijn er gekomen omdat consumenten meer en meer met hun ogen winkelen. Bereidingen moeten er visueel aantrekkelijk uitzien, en liefst instant opgegeten kunnen worden, wat hun houdbaarheid natuurlijk niet ten goede komt.
Bovendien kopen we ook gewoon teveel. Reclame bespeelt de sentimentele klant, zodat we vaak overbodige of te grote hoeveelheden kopen. Kortingsbonnen – die grote pakken nét zo goedkoop maken als kleine – maken het alleen maar aantrekkelijker om teveel te kopen. Maar het gaat verder dan wat er in de winkelkar terechtkomt.
Ook thuis, wanneer de boodschappentassen zijn uitgeladen, loopt er iets grondig fout. Elk stuk fruit dat er ook maar een tikkeltje imperfect uitziet, belandt meteen in de pedaalemmer. Brood wordt in zijn geheel bewaard, wat ervoor zorgt dat veel kleine gezinnen op woensdag de helft van hun ene – oudbakken – brood inruilen voor een nieuw en vers brood. Dat ze wellicht ook niet helemaal opeten. De grote diepvrieskist heeft plaats gemaakt voor een miniem vriesvakje. Niet alleen boterhammen, maar ook heel wat andere voedingsmiddelen die dreigen te vervallen, worden niet meer ingevroren. ‘Koken met kliekjes’ mag nog zo hip klinken, een praktijk is het allerminst.
Gezond boerenverstand verdween
De spaarzame mentaliteit van onze (groot)ouders, de oorlog indachtig, is geschiedenis. De cognitieve band met voedsel verdwijnt bovendien. Vroeger wisten kinderen dat melk van de koe kwam. Waardoor melk verspillen – Bella’s harde werk in het achterhoofd – allerminst vanzelfsprekend was. Samen met heel wat boerderijen verdween daarnaast ook ons gezond boerenverstand.
Je neus bedriegt je niet snel: eten dat niet meer goed is, ruikt vies. Toch kieperen heel wat mensen paniekerig alles weg waarvan de houdbaarheidsdatum ook maar één dag overschreden is. Levensmiddelenproducenten zijn natuurlijk verplicht data op producten te plaatsen, maar het is aan de consument om daar verstandig mee om te gaan.
In de schaduw van het enorme huidige en toekomstige voedseltekort lijkt het erg eenvoudig om ons verspilprobleem op te lossen: minder kopen, minder weggooien. Maar toch lijkt net die héél simpele oplossing aartsmoeilijk. Met elk nieuw technologisch snufje leren we onmiddellijk werken, maar simpelweg eens nàdenken voordat we onze voet op de pedaalemmer zetten, blijkt erg moeilijk in deze tijd.
Bron: De Redactie – 22 april 2011