Mark Van de Voorde: ‘Gutmensch is mijn geuzennaam’
‘Ik wil een gutmensch zijn, omdat de geschiedenis heeft bewezen dat de mensheid geen vooruitgang boekt als de bösmenschen het voor het zeggen hebben’, schrijft Mark Van de Voorde.
Waarde verachters van de naastenliefde, U noemt ons gutmenschen. Daarmee bedoelt u niet dat wij goede mensen zouden zijn maar hoopt u te bewijzen dat wij naïeve onnozelaars zijn. Helaas voor u zijn goede mensen sowieso naïeve onnozelaars. Want u smaalt op goedheid. Van de torentransen van uw cynische hoogmoed kijkt u minachtend neer op mensen die denken dat goedheid de wereld kan redden en hopen dat mededogen de wereld meer bewoonbaar kan maken. U minacht solidariteit die meer omarmt dan de eigen stamgenoten.
Daarom hanteert u de spottende samentrekking van het nobele Jiddische “a gutt Mensch” tot gutmensch als een verbale dolk om het hart te treffen van mensen met een hart. Eigenlijk bent u bang van goede mensen, want ze ontbloten uw in retoriek versluierde harteloosheid. Hun naastenliefde knaagt aan uw geweten. Met uw minachtend en cynisch smalen op hun goedheid hoopt u alsnog uw eigen geweten te kunnen verstenen.
Wel, ik maak van uw verwijt een diamanten eretitel. Ik ben een gutmensch. Gutmensch is mijn geuzennaam. Ik draag die naam met trots. Ik wil immers geen bösmensch worden zoals u die niet meer gelooft in naastenliefde voor geringen en solidariteit met volkeren waarvan u de ellende heeft gezien.
Om ons als naïeve onnozelaars te kapitelen speelt u leentjebuur bij onze oosterburen. Zoals de klank van het woord doet vermoeden, ontstond gutmensch inderdaad als belediging in Duitsland. Eind van de jaren 1980 werd Gutmenschende term om personen te kleineren die humanistische, altruïstische of religieuze medemenselijkheid hoger achten dan het utilitaristisch handelen. Later werd in Duitsland – en sinds kort wordt in de Lage Landen – het woord vooral gebruikt om die goede mensen te schofferen voor hun solidariteit met vreemdelingen en vluchtelingen.
Het begrip gutmensch is wel veel ouder. Het verscheen voor het eerst in 1791. In een boek aan “eine Jungfrau” raadde pedagoog Christian Oeser aan om “nicht ein solch naiv gutmeinende unberatener Gutmensch” te worden die voor zijn mensenliefde wordt uitgelachen. In de jaren 1930 noemden nationaalsocialisten wel eens de aanhangers van kardinaal Graf von Galen “Gutmenschen”, omdat dezen zich verzetten tegen de euthanasie van zwakzinnigen en gehandicapten (hun eliminatie tot schroot van de geschiedenis was volgens het regime nodig om de Sociale Zekerheid voor het volk in stand te houden).
Waarom ik een gutmench wil zijn en die belediging als een geuzennaam draag? Ten eerste, omdat mijn geweten mij verplicht tot solidariteit en naastenliefde, mijn geloof mij zegt dat alle mensen kinderen Gods zijn en dus mijn broers en zussen, en de katholieke Sociale Leer mij leert dat ‘het algemeen welzijn voortvloeit uit de waardigheid, de eenheid en de gelijkheid va alle mensen’. Ten tweede wil ik een gutmensch zijn, omdat de geschiedenis heeft bewezen dat de mensheid geen vooruitgang boekt als de bösmenschen het voor het zeggen hebben, maar enkel als de gutmenschen het voortouw van de humanisering nemen.
Het waren goede mensen die als abolitionisten ijverden voor de afschaffing van de slavernij. Ook zij werden naïef genoemd, want de economie kon niet floreren zonder slavenarbeid, zei de elite. Het waren goede mensen die als suffragettes opkwamen voor de rechten van de vrouw. Ook zij werden naïef genoemd, want vrouwen hadden geen verstand van politiek, zei de elite. Het waren goed mensen die als militanten van de arbeidersbeweging opkwamen voor de rechten van de arbeiders. Ook zij werden naïef genoemd, want het kapitaal kon niet buigen voor de arbeid, zei de elite. Het waren goede mensen die als flaminganten ijverden voor het recht op eigen taal voor de Vlamingen in België. Ook zij werden naïef genoemd, want enkel Frans was een taal met toekomst, zei de elite. Het waren goede mensen die als vredestichters na de oorlog meenden dat we vrede zouden kennen als we Europa zouden verenigen door van vijanden vrienden te maken. Ook zij werden naïef genoemd…
Ten derde wil ik een gutmensch zijn, omdat naastenliefde en solidariteit de kern zijn van ons westers mens- en maatschappijbeeld. Wat gutmenschen denken en doen, dat is het hart van de Europese identiteit. Wie zonder dat wezenlijke aspect van onze identiteit zijn politiek programma maakt van identiteit, belazert de burgers en snijdt het volk af van zijn diepste wortels.
Daarom, waarde verachters van de naastenliefde, ben ik een gutmensch. Daarom is gutmensch mijn geuzennaam.