Jelle Creemers: ‘Recht en vrijheid – ook voor moskeeën?’
Patrick Dewael pleitte er onlangs in “Terzake” voor dat we tot een situatie moeten komen “waarbij er meer moskeeën worden erkend, omdat ze op die manier ook het voorwerp kunnen uitmaken van controle, waardoor de andere moskeeën zich eigenlijk automatisch een beetje buiten het grondwettelijk en wettelijk kader plaatsen.”
Met andere politieke kopstukken als Liesbeth Homans, Zuhal Demir en nu ook Gwendolyn Rutten is hij duidelijk gefrustreerd over de beperkte mogelijkheden van de overheid om vermeende wantoestanden in bepaalde moskeeën aan te wijzen en aan te pakken. Waarom kunnen we niet gewoon die moskeeën allemaal systematisch controleren en de slechteriken eruit halen? Deze beperkte mogelijkheden hebben echter alles te maken met het gezonde functioneren van de rechtsstaat.
De Belgische grondwet is duidelijk
Er zijn wellicht mensen met slechte bedoelingen in bepaalde moskeeën, net zoals die er kunnen zijn in kaartclubs, fietsenwinkels of cultuurhuizen. Maar net zoals de staat niet structureel controle mag uitoefenen over alle activiteiten binnen een vzw, een kmo of een kunstenaarsgilde, mag ze dat niet doen bij een levensbeschouwelijke instelling. Dat gaat zelfs regelrecht in tegen artikel 21 van de Belgische Grondwet: de overheid mag zich niet bemoeien met de interne keuken van een levensbeschouwelijke organisatie. Als in die organisatie misdrijven worden gepleegd, mogen die natuurlijk wel degelijk aangepakt worden. Daarvoor beschikt de wetgever over velerlei en voldoende middelen.
Overheidserkenning van een levensbeschouwelijke organisatie is ook géén vrijbrief voor bemoeienis of controle. Elke levensbeschouwelijke instelling is trouwens vrij om al dan niet tot de erkende instantie van een eredienst te behoren en/of subsidies aan te vragen. Moskeeën zonder erkenning buiten de wet stellen zou regelrecht ingaan tegen artikel 19 van onze grondwet, die de vrijheid van eredienst waarborgt. Hetzelfde recht wordt toegezegd in artikel 18 van de Universele Rechten van de Mens.
De vrijheid van eredienst betekent dat ieder mens vrij is om in groep zijn levensbeschouwing te beleven. De vrijheid van eredienst is voor élke levensbeschouwelijke vereniging verzekerd, of het nu over christenen, moslims of vrijmetselaars gaat. Als zij misdrijven begaan – bijvoorbeeld aanzetten tot geweld of zich op een onrechtmatige manier met politiek bemoeien – kunnen zij daarvoor worden bestraft. Voor het misdrijf dus, niet voor of in hun gebruikmaking van de vrijheid van eredienst.
Het is goed dat politici zich boos maken als zij onrecht menen te bespeuren en trachten te zorgen dat wie de wet overtreedt, wordt bestraft. Maar dat moet gebeuren binnen het kader van de grondwet, die immers de fundamentele waarden van vrijheid en recht wil garanderen. En daar strijden politici toch in de eerste plaats voor.