Dirk Collier: ‘Hebben we niets beters aan ons hoofd?’
De recente klacht van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding tegen winkelketen Hema, het debat tussen Sharia4Belgium en de dochter van Filip Dewinter: het hoofddoekendebat is weer helemaal terug van nooit weggeweest.
We staan er wat onbehaaglijk bij – wij, breeddenkende, democratische westerlingen, voorstanders van een tolerante maar religieus neutrale samenleving. Wat moeten we hier nu over denken? Is die hoofddoek nu een elementair grondrecht, de onschuldige expressie van een religieuze, etnische of culturele identiteit? Of staat hij symbool voor een destructieve, totalitaire ideologie die onze democratie vervangen wil zien door een islamistische staat onder de Sharia – zoals sommigen die dan interpreteren, compleet met de doodstraf voor holebi’s? En als we die hoofddoek toelaten, wat dan met een niqab of een boerka? We zouden haast heimwee krijgen naar het verzuilde België van onze grootouders, toen we alleen maar moesten kiezen tussen katholieken, socialisten en liberalen.
Laat ons maar beginnen met het slechte nieuws: eensgezindheid in dit soort ethische en politieke kwesties is er niet en zal er ook nooit komen. Aristoteles wist dat al: ethische en politieke oordelen zijn geen abstract-logische, maar praktische uitspraken, over concrete, menselijke voorkeuren, voorkeuren die op hun beurt steunen op waardeoordelen. Maar het is altijd verhelderend om die meestal impliciete waardeoordelen wat concreter te omschrijven. En als het even kan, beide partijen te wijzen op de grenzen van hun eigen Grote Gelijk.
Gematigde mensen, moslims en anderen, die zich zorgen maken over de toenemende allergische reacties hierrond, moeten beseffen dat interculturele dialoog best niet wordt overgelaten aan extremisten. Eigenlijk had het nooit zover moeten komen. Laten we eerst en vooral niet vergeten dat de sluier in oorsprong eerder een cultureel dan een religieus voorschrift is. De vrouwen van de Profeet liepen inderdaad gesluierd (Qur’an, 33:59), zoals dat toentertijd bij vrijwel alle volkeren in de regio gebruikelijk was; maar voor de rest spreekt de Koran eigenlijk alleen maar over bescheiden kledij voor de vrouw (het zogenaamde “bedekken van de sierraden”: Qur’an, 24:31) – een aanbeveling die in vrijwel elke culturele traditie terug te vinden is.
Wat precies bescheiden is, verschilt van land tot land, van tijdperk tot tijdperk, en van gelegenheid tot gelegenheid; en als we eerlijk zijn, heeft het zelfs weinig te maken met de hoeveelheid haar of huid die aan de buitenwereld wordt getoond: een hoge split in een cocktailjurk zal voor velen een stuk minder bescheiden overkomen dan een tennisoutfit op Wimbledon.
Binnen de moslimwereld zelf heeft er dan ook altijd een zeer grote culturele diversiteit op dat vlak bestaan: van complete boerka’s in sommige streken, over sari’s en doorschijnende sjaaltjes in andere landen, tot compleet westerse kledij. En eigenlijk bestond daarover weinig controverse. Alleen de laatste tijd is de hoofddoek helaas veel meer geworden dan een onschuldige culturele of religieuze vestimentaire traditie: hij riskeert te verglijden tot een soort wereldwijd uniform, een ideologisch statement, waar je voor of tegen moet zijn.
En zo staan moslimmeisjes vandaag onder een dubbele sociale druk: druk van binnen hun moslimgemeenschap, om de eigen identiteit niet te verloochenen en dus een hoofddoek (beginnen) te dragen, en druk van de buitenwereld, om zich beter in de cultuur en de tradities van het gastland te integreren.
En zo ziet men zich verplicht, na te gaan denken over regels. De huidige praktijk in veel bedrijven en ook overheden (onder meer de Stad Antwerpen) tendeert naar een onderscheid tussen back en front office: de poetsvrouw of de boekhouderster draagt wat ze wil, maar de dame in de onthaalloge, de loketbediende, de verkoopster en ieder ander die regelmatig in contact komt met klanten, wordt verwacht zich neutraal te kleden en dus alle religieuze symbolen, hoofddoeken inbegrepen, achterwege te laten.
Als niet-gelovige en groot voorstander van een neutraal-seculiere overheid, heb ik veel begrip voor dit praktische standpunt. Ik hecht aan mijn seculier staatsbestel en de verworvenheden van de democratie, en wil ik een neutrale dienstverlening, ook van mensen die een andere geloofsovertuiging hebben dan ikzelf.
Maar het had voor mijn part evengoed anders gekund. Waarom zou een zichtbare religieuze of culturele identiteit strijdig moeten zijn met een neutrale dienstverlening? Waarom zou een loketbediende met een hoofddoek of een Joods keppeltje mij slechter bedienen dan iemand zonder? Zijn we zo wankel dat we zelfs daar niet tegen kunnen?
Trouwens, is diversiteit geen bron van verrijking? Als geboren Antwerpenaar vind ik de aanwezigheid van een bloeiende Joodse gemeenschap een grote verrijking voor mijn geboortestad. Waarom zouden de meer recente migranten uit moslimlanden dat niet kunnen zijn?
Grenzen aan pluralisme
Soms kunnen we over dit soort dingen alleen maar, zoals men dat in het Engels zo raak zegt, agree to disagree… En dan moet er ruimte zijn voor democratische besluitvorming, voor maatschappelijke keuzes, keuzes die kunnen verschillen van cultuur tot cultuur en van tijdperk tot tijdperk. Er zijn plekken op deze wereld waar een vrouw inderdaad alleen maar op straat mag komen als ze – weer of geen weer – zich van top tot teen bedekt met een boerka. Die maatschappelijke keuze wordt dan verdedigd met argumenten als “respect voor de integriteit van de vrouw” en “respect voor culturele tradities rond omgangsvormen en goed fatsoen”.
Het is precies om exact diezelfde redenen, dat het andere culturen moet vrijstaan dat soort kleding als onrespectvol te verbieden. Of een huwelijk van één man met meerdere vrouwen als strijdig met de openbare orde te beschouwen. Of, om een wat minder politiek geladen voorbeeld te gebruiken, dat een naaktstrand in het ene land de normaalste zaak van de wereld kan zijn, en in een ander land strafbaar als openbare zedenschennis.
Dat zijn de grenzen van het pluralisme: een maatschappij heeft het recht om rechtsregels op te leggen rond zaken die de grote meerderheid van haar burgers fundamenteel acht. En de minderheid die het anders ziet, moet zich daarbij neerleggen. Of als ze dat echt niet kan of wil, zich vestigen in een gemeenschap waar hun opvatting wel de norm is. Maar nogmaals, dan moet het wel gaan over echt belangrijke dingen, dingen die in een samenleving fundamenteel worden geacht. Gedwongen huwelijken, bijvoorbeeld. En wat mij betreft, ook boerka’s. Maar de hoofddoek? We hebben allemaal wel wat beters aan ons hoofd.
Bron: De Morgen