Kolet Janssen: ‘De asociale bewoner van “de buiten”‘
De gevolgen dragen
‘Van waar ik woon, kun je onmogelijk met het openbaar vervoer of met de fiets naar de stad’, zeggen mensen me regelmatig, met een triomfantelijke ondertoon in hun stem. En het is waar: ze zijn zo afgelegen gaan wonen, dat ze de bewoonde wereld zoveel mogelijk achter zich hebben gelaten en vooral eksters en eekhoorns als buren hebben.
De bus nemen, dat is voor sukkels die in de buurt van een bushalte gaan wonen. Zij hebben de ‘rust’ opgezocht en dat betekent dus dat ze daar veel voor over moeten hebben. Van openbare vervoersvoorzieningen kunnen zij geen gebruik maken. Maar heeft er misschien iemand hen gedwongen om daar te gaan wonen? Was het geen vrije keuze? En alle gevolgen van die keuze doen ze dan toch gewoon zichzelf aan? Daar hoeven stadsbewoners toch niet voor op te draaien?
Parkeren op de stoep
Want terwijl ik naar de bakker, de post, de film, de bib, het restaurant, de groenteboer, de kapper en de tandarts ga met de fiets of te voet, moeten zij voor alles een auto gebruiken. En met die auto komen ze dan bovendien onze stad ‘onveilig’ maken. In mijn slechtste momenten ben ik voor de heroprichting van stadspoorten met tolbeambten voor iedereen die er met de auto naar binnen wil. In de tijd dat mijn kinderen te voet naar school liepen, stuitten ze regelmatig op auto’s van ouders van klasvriendjes die hun wagen ‘eventjes’ op de stoep parkeerden. Dat is nu gelukkig verleden tijd.
Kasteelheer (M/V) spelen
Ik geloof met permissie geen bal van dat argument van verkeersveiligheid. Mensen gaan niet buiten de stad wonen omdat het daar veiliger is op straat. Ze gaan daar wonen omdat ze kasteelheertje en –dame willen spelen op hun bouwgrond van een voorschoot groot. Met een eigen gazonnetje en een hoge heg eromheen, zodat ze met niemand hoeven te praten. Ze willen doen alsof ze de enige mensen in het land zijn, en dus ergeren ze zich aan het lawaai van de grasmaaier van de buren.
Wonen in de stad dwingt je om dichter bij andere mensen te leven. Maar de stad is daarvoor bedoeld: er zijn veel minder inkijkramen, overhangende takken en verplichte burenpraatjes dan in een verkaveling. Je kunt je aansluiten bij wat er beweegt in de buurt, maar je kunt ook je rolluik omlaag rollen en de wereld zonder jou laten draaien. In de stad is er vrijheid, dat is altijd al zo geweest.
Nergens zo rustig
Als mensen van buiten de stad in ons stadstuintje (van een zakdoek groot) komen zitten, zijn ze altijd verwonderd over de stilte die er heerst. ‘Midden in de stad, en zo rustig!’ roepen ze uit. Sinds we kleinere stadsbussen hebben en de auto’s niet meer dan 30km/uur mogen rijden, hoor je bij ons vooral vogels en wat spelende kinderen. Het kan nauwelijks idyllischer. Zelfs het nachtlawaai van een paar jolige studenten weegt daar niet tegenop. Mensen hebben vooroordelen tegenover de stad. Het is een goed bewaard geheim: het is nergens zo rustig als in de stad.
Onbetaalbaar wonen
‘De huizen zijn er onbetaalbaar!’ is vaak het laatste argument. Helaas is dat waar. Maar als je er de kost aftrekt van een tweede of zelfs een eerste wagen, over dertig of veertig jaar, ziet het kostenplaatje er toch al weer anders uit. Om nog te zwijgen van de onbetaalbare luxe van meer tijd te hebben omdat je binnen het kwartier altijd bent waar je wilt zijn. En omdat je kinderen geen kwart van hun leven op de achterbank moeten slijten.
Ik ben gek dat ik het vertel. Laat ze maar lekker in de file van en naar hun verkaveling rijden, met verkeersveiligheid als heilige leuze. Ik zit heerlijk in de zon in mijn stille stadstuin.
Bron: De Redactie – 18 maart 2015