Kolet Janssen: ‘Voetbal is geen oorlog’

Beschaving is een dun laagje, daar zijn we met zijn allen van overtuigd. Rijd tegen iemands wagen, zoek samen met een groep wildvreemden een truitje in een bak met soldenkleren, gooi op een receptie per ongeluk een glas rode wijn over iemands witte broek en kijk wat er gebeurt. Welopgevoede mensen beginnen opeens zonder scrupules te gillen, te schelden en te rukken. Hun ‘ware aard’komt boven. Ik heb dat altijd een deprimerende gedachte gevonden.De keerzijde

Sinds kort weet ik dat er ook een keerzijde is. Mijn man (een al jarenlang in Belgie wonende Nederlander) en ik waren in een Zuid-Duitse stad in een Italiaans restaurant tijdens de voetbalmatch Nederland-Mexico. De Italianen waren al uitgeschakeld, dus de match was enkel te volgen op een klein laptopscherm op de toog. Wij zaten achteraan, en de ober bracht af en toe verslag uit: 0-1 voor Mexico. Mijn man zwiepte zenuwachtig met een stuk brood in een schaaltje olijfolie.

Opeens commotie bij de toog. Een nieuw doelpunt? Was het helemaal afgelopen met de Hollanders? Mijn man vervoegde een paar toekijkende Duitsers bij de laptop. Het was intussen 1-1. Mijn man leefde op en bekende voorzichtig dat hij Nederlander was. Meteen sloeg een onbekende Duitser een arm om hem heen en trok hem dichterbij. Samen juichten ze bij het derde beslissende doelpunt. Zelfs de Italiaanse ober was blij.

En ook de volgende dagen, in musea en winkels, zorgde voetbal telkens onverwacht voor een aanknopingspunt, een glimp van uitwisseling, een supporteren van iedereen voor iedereen. Alle mensen speelden heel even samen hetzelfde spelletje.

Wachten op de gelegenheid

Het bewijs is dus geleverd. Ook onverschilligheid is niet meer dan een dun laagje. Een voetbalkampioenschap is voldoende om het volledig te laten verdampen. Zo weinig is er nodig om samen te lachen, te roepen of te huilen. Het lijkt wel alsof we voortdurend zitten te wachten op een gelegenheid om ons opgepoetste pantser te laten vallen. Zodat we ons gewoon als mensen kunnen gedragen tegenover elkaar. Niet meer, maar vooral ook niet minder.

Ik zal eraan denken als ik samen met een onbekende vrouw glimlach om haar zingende peutertje op de bus. Als een wildvreemde me ongevraagd de weg wijst als hij me ziet zoeken. Als ik waarderend knik naar een oude mevrouw met een stijlvol hoedje en ik zie dat ze ervan opleeft. Als iemand de deur voor me openhoudt als ik twee zware tassen draag. Als ik iemand op straat zie huilen en niet wegkijk, maar gewoon vraag of ik iets kan doen, ook al is dat meestal niet het geval. Als ik ‘dankuwel’zeg tegen de man die onze stoep veegt, elke week opnieuw. Als ik zie met hoeveel geduld papa’s en mama’s overal hun kroost proberen gelukkig te houden.

Het is een vergif

Onverschilligheid is vergif. Het is een vat vol onbenutte mogelijkheden. Onverschilligheid drijft op achterdocht en argwaan. Moeten we dan allemaal continu verbroederen? Bepaald niet. Het leven is geen WK. Anonimiteit is een zegen. Je kunt niet met iedereen op de wereld persoonlijke banden aanknopen en dat hoeft ook niet. Maar het kost bijzonder weinig om menselijk te zijn. Om elkaar met warmte te ontmoeten, ook al zie je elkaar daarna nooit meer. Dat zal ik – dankzij het WK voetbal – nooit meer vergeten.

 

 

Bron: De Redactie – 3 juli 2014

 

Laat een reactie achter